[HOME] Onze wijk Wijkraad "Craneveer" sWoa Activiteiten Actie

Alteveer in Oorlogstijd

De eerste aflevering van zijn verhaal stond in Craneveer 31/2. Deel 2 werd opgenomen in Craneveer 31/4. Hier het derde een laatste deel.

Op de 17e september van het jaar 1944 vierde het Alteveerse jongetje Sipke Stegeman zijn 11e verjaardag. Bijna 59 verjaardagen later keek hij op deze merkwaardigste verjaardag van zijn leven terug.

Verjaardag met een staartje, deel 3

...Mijn moeder pakte het proviand dat nog in huis was in: de resten van de roggepannekoeken, gekookte bruine bonen en gedroogde bonen. Wat kleding, het tafelkleed, de breimand, de stopmand voor het verstellen en maken van kleding en natuurlijk dekens. Fotoalbums hebben we laten liggen in de hoop dat we over enige tijd weer terug zouden keren.


Bernard Zweerslaan: het huis van de familie Stegeman in 1945. Uit fotoboek Arnhem 1945 H.J.Kramer. Uitvergroot 800x593, 105kB

In de commotie rond het vertrek raakte Jetty haar tasje kwijt, met daarin haar (valse) identiteitspapieren. Door zenuwen overmand jammerde ze onophoudelijk tegen haar vriend Lou Bouvet: oh Loutje mijn tasje... Sindsdien is deze uitspraak telkens als iemand iets kwijt is in ons gezin een gebeiteld sjabloon van familiehumor. Want gelukkig werd het tasje toch nog gevonden en heeft Jetty de oorlog overleefd. Eindelijk konden we op weg.

We begaven ons eerst naar de uitspanning Valkenhuizen op het kruispunt van de Apeldoornseweg en de Schelmseweg. Daar was een hulppost van het Rode Kruis. Tegen zes uur die avond liepen we verder naar de volgende Rode Kruispost bij Boshuizen, gelegen bij het tegenwoordige strooiveld Delhuizen. Daar was een drom vluchtelingen verzameld. We kregen druivensuiker en iets te drinken en vanaf die plek schuifelden we in een exodus verder.

Rond 21.00 uur waren we 10km opgeschoten en ik herkende in de duisternis de omgeving van Terlet. Mijn vader achtte het raadzaam om onderdak te zoeken voor de nacht en klopte aan bij een boerenwoning, waar een vriendelijk echtpaar hun blikken liet glijden over de kinderen en ons voorging naar een geitenstal met vers stro, waar we met z'n allen onze bivak opsloegen. De ouden achtten het raadzaam om de bagage met de leeftocht vlak bij zich te houden.

Groot was dan ook het tumult toen we midden in de nacht wakker werden van een blik dat omviel en een deksel dat eraf rolde. Onze pannekoeken. We waren te laat. We zagen nog juist hoe de dieven de laatste restjes opschrokten. Twee geiten, die ons tevreden mekkerend aankeken.

De volgende ochtend voegden we ons al vroeg weer in de stoet ontheemden op weg naar het onbekende. Er waren boeren met paardenwagens uit Beekbergen en omgeving op de weg om de vluchtelingen voort te helpen. Vrouwen, kinderen ouden van dagen konden een plekje krijgen. Omdat ik tot de jongsten behoorde mocht ik ook een eind meerijden op zo'n wagen, terwijl mijn oudere broer en zus dapper te voet voortgingen.

In Beekbergen bij hotel Smittenberg was een registratie. Voor vluchtelingen die niet bij familie elders in het land terecht konden, werd een adres gezocht voor inkwartiering. Hier namen we afscheid van onze reisgenoten. Jetty en Lou konden bij familie in de buurt van Ede terecht. Wijzelf kregen een adres in Lieren, een buurtschap bij het spoortje van de Gelderse spoorwegmaatschappij.

Onze familie werd ingekwartierd bij boeren die ons niet erg gastvrij ontvingen en waar vooral mijn moeder hard werken moest. We hebben het hier noodgedwongen uitgehouden tot twee dagen na de bevrijding op 17 april 1945 waarna we een plaatsje vonden bij de Dames Kloosterboer van de Gasthuismolen.

Uiteindelijk konden we in de eerste groep van "gelukkigen" terug naar huis in Arnhem, omdat mijn vader als architect schades opnam voor de wederopbouw van de stad. De wijk was in de gevechten tijdens onze afwezigheid half in puin geschoten. Hoe erg het was is fraai vastgelegd door de fotograaf Kramer in Wim Verhoeff en Paul Vroemen, Arnhem voorjaar 1945. Wandelen door een verlaten stad.

Ik was dit jaar al jaren ouder geworden.