[HOME] Onze wijk Wijkraad "Craneveer" sWoa Activiteiten Actie

Openluchtmuseum

Iedereen heeft wel iets in huis dat herinneringen oproept aan vroeger. Oma's spulletjes zijn ons nu eenmaal dierbaar. En wie daar eigenwijs 'nee' tegen zegt omdat 'hij niks met oude spullen heeft', krijgt daar vroeg of laat spijt van als haren op het hoofd. Want dat ene potje, vaasje of bordje dat je later opeens bij je zus ziet staan, is toch wel heel bijzonder. Om maar niet te zeggen: schitterend. Jammer dan.

Evert Klijn, bewoner van het Muijspad, is zijn loopbaan lang in de weer geweest met wat oma's door de eeuwen heen nalieten en terechtgekomen is in het Openluchtmuseum. Dertig jaar heeft hij zich als conservator beziggehouden met wat heet 'de materiële cultuur van Nederland'. Dat betekende dertig jaar, speuren, verzamelen, bestuderen en beschrijven van alles wat onder zijn beheer viel.

En van dat beschrijven kwam schrijven. In de jaren negentig van de 'vorige' eeuw verschenen al twee boeken van Everts hand over andere onderwerpen uit de museumcollectie. December 2003 werd zijn laatste boek Onbekend tinglazuuraardewerk gepresenteerd bij zijn afscheid van het museum. Acht jaar heeft hij elk tinglazuurstuk uit de verzameling onder de loep genomen, op zijn betekenis onderzocht en de geschiedenis ervan achterhaalt.

Zo'n boek heeft zo bezien de schijn van een wetenschappelijk werk. En die kwaliteit kun je het boek ook niet ontzeggen. Maar het heeft vooral veel kleur. Letterlijk en figuurlijk. De zevenhonderd ten tonele gevoerde stukken zijn stuk voor stuk in het boek in kleur afgedrukt. Haarscherpe en bloedmooie fotografie, waarvoor Martin Wijdemans zorggedragen heeft.

Maar daarnaast is er beslist sprake van kleurrijke beschrijvingen. Evert Klijn is geen kamergeleerde, maar een enthousiast verteller. En al lezende leer je vol plezier ook heel veel over het museum zelf. Dingen je niet gewoon niet wist. Of die je je nooit realiseerde. Zoals het feit dat er in het laatste oorlogsjaar ontzettend veel verloren is gegaan. Zo is - dit even terzijde - de bestaande klederdrachten- collectie een naoorlogse aanwinst. Deze kwam in de plaats van een oorspronkelijke collectie die in de winter van 1944/45 geruïneerd werd. Die eerste collectie was afkomstig uit het Rijksmuseum in Amsterdam.

Maar bij die boerenkledij paste eigenlijk niet zo'n 'voornaam' collectie, zo werd eertijds in de hoofdstad gezegd. Gelukkig was er in 1912 in Arnhem een Openluchtmuseum gesticht. Daar hoorde die 'klerenzooi' wel thuis. In Everts boek staat een fascinerende foto uit 1916, waarop tientallen in boerenkleren gehulde paspoppen letterlijk op de stoep staan achter het Amsterdams museum. 'De Nieuwe Amsterdammer' karakteriseerde dat toneeltje als Stoet verbannenen uit het Rijksmuseum.

Maar nu verder over tinglazuuraardewerk gesproken. Bij de productie daarvan wordt een procédé toegepast, dat de mogelijkheid schept om allerhande kleuren blijvend op aardewerk aan te brengen. Het gaat om een luxe die al eeuwen bij onze voorouders in tel was. Dat gekleurde aardewerk gold als 'rijkeluisgoed'. Die bordjes, kannetje of potjes kocht je namelijk voor de sier. Arme mensen hadden geen zier en konden zich deze sier niet veroorloven. Nee, de gewone man kocht nooit bordjes van geglazuurd steen. Hooguit bezat hij een houten nap.

De duurzaamheid van het tinglazuuraardewerk bood volop gelegenheid om de gebruikers te stichten naar Gods woord. En zo bleef ook dat van vader op zoon bewaard. Er was genoeg te leren om een eerzaam mens te blijven. Zo lees je op een van de bordjes: Die veel in de kroege/ Loopt wordt tot den/ Arbeijd trager. Wellicht een wijsheid die in het geplande culturele café van buurtgenoot / truiendrager Henk Wagenaar opgehangen kan worden.

De buitenshuis werkende vrouw is allerminst een 21-ste eeuws verschijnsel. Maar net als in onze dagen, hadden mannen daar onbewust toch moeite mee. Zo schertst een achttiende eeuwse bordjesschrijver Gij Manne Fijn/ Die Tuis Wil Sijn/ in Rust En Vree/ Die Geeft Het Wijf/ De Broek Aant lijf/ Ent wammus Mee. Een wammus is nu een wambuis. En dat is op zijn beurt een lekkere warme trui voor buiten.

In het boek van Evert Klijn blijf je lezen. En kijken. En leren! Zo hebben we hier in het Westen de Japanners de afgelopen eeuw graag uitgemaakt voor een volk dat domweg alles namaakt wat wij uitgevonden hebben. Ja, ja: in de zeventiende eeuw kwam de Delftse aardewerkindustrie tot grote bloei dank zij het feit dat onze voorouders met hun voeten in de natte klei zo voortreffelijk Chinees en Japans aardewerk konden namaken.

Zo leer je nog eens wat.

Remmer Boelmans

(Het boek van Evert Klijn Onbekend tinglazuuraardewerk is te koop in het Openluchtmuseum aan de Schelmseweg. Ook verkrijgbaar via de boekhandel. De prijs bedraagt 65 euro.)