B e r o e p s k e u z e
Bestaan er kinderen die ervan dromen
ooit meesterknecht, onderdirecteur of hoofd van de
gemeentereinigingsdienst te worden? Die hopen het tot de kleinere
theatertjes, de mindere periodiekjes of de tweede divisie te schoppen?
Die zich het bestaan van webmaster, barpianist of vertaler wensen? Kinderen – u hebt er vast wel eens
een gezien – horen toch oneindig veel verder te gaan en het leven
tegemoet te treden met een fantasie en een zelfoverschatting van heb ik
jou daar?! Zeker. Daarom zult u ook nooit een kind aantreffen dat een
dergelijke wens heeft, nooit! Tenzij haar of zijn vader tegen betaling
een van de genoemde bezigheden uitoefent, want kinderen kennen wel
degelijk een tijd waarin ze wel precies als hun ouders willen zijn. Kinderen lijden niet zelden aan
hoogmoed, maar veel erger is dat ze ook door de doorsneevolwassene
schromelijk worden overschat. Zo is bijvoorbeeld de bewering dat
kinderen veel sneller leren dan volwassenen een misverstand dat met
grote regelmaat aan elke borreltafel te vernemen is. Of dat kinderen zo
rap met computers zouden zijn. Kinderen en computers, oef! Als ze niet
minstens vijfentwintig keer met bovenmenselijke tact wordt uitgelegd en
voorgedaan hoe eenvoudig het is Paint te starten, bekennen ze je
hakkelend en gegarandeerd binnen één week dat ze per ongeluk je
harddisk van veertig GB wisten te wissen. Daarom is het maar goed dat
kinderen, ten minste als ze slapen, bij moeders en vaders een even
ondraaglijke als onuitputtelijke hoeveelheid vertedering weten te
wekken. Geen mens is zonder zonden. Zo
droomde ik als kind rijkelijk van het onbestemde, welbeschouwd heb ik
dus geen enkel recht van spreken, want het onbestemde, tja … dat kan
van alles en nog wat wezen. Waar zou ik dus de euvele moed vandaan halen
u de wegen, stegen, paden, gangen en dromen van het kind te verklaren?
Dat komt zo: het leeuwendeel van mijn inkomen vergaar ik door de
bedoelingen van anderen te vertolken – ik ben vertaler van beroep. Een
eerbare en dienstbare bezigheid zult u zeggen, maar u hebt het weer eens
slechts voor de helft bij het rechte eind. Eerbaar is mijn beroep zeker;
vele uren per dag zit ik keurig in mijn werkkamer te zuchten, te kreunen
en te steunen; alles in het nette, dat spreekt. Arbeid adelt. Maar
dienstbaar? Moet een vertaler dienstbaar zijn? Jawel, maar meteen ook
helemaal niet! Het is immers zijn roeping de aangesneden onderwerpen in
het Nederlands beter te verwoorden dan de auteur het in zijn taal ooit
voor elkaar kreeg! Van een dergelijk beroep kun je als
kind niet dromen. Maar als volwassene lekker wel. Nnnnn dan! Sneer © Crossroads 2001 – RSFK
|
||